Vadertrots
(Voor Joost)
Ik geef weinig om sport. Toch
sta ik menig zaterdagmiddag langs de lijn
als hij, stoer, zijn domein
verdedigt als een leeuw,
de ballen ranselt uit het doel
met voet, stick, lijf, hand, hoofd.
Ik dacht altijd: kinderen zijn
handenbinders, geldverslinders.
Maar welk ander doel om geld, om tijd van leven
aan te geven is denkbaar
dan mijn jongen, dan die hockeyheld?
Hij loopt van het veld
bevrijdt het blonde haar van helm
grijnslacht zijn beugel bloot.
We wisselen rituele woorden uit:
Ouwe. Jochie. Ik zeg:
Goed gekeept. En dat
zal niemand tegenspreken.
Kleine burgemeester,
visser uit het hoge noorden,
leeft een winter lang
van genadebrood
in de Amsterdamse Kattensloot.
Op doorschijnend-witte wieken
maakt hij dagelijks zijn ronde
door de stad, die hem voedt
met de resten van de overvloed –
visafval, brood, patat.
Vogels kennen geen grenzen:
ze vliegen gewoon hun eten achterna.
Ubi bene, ibi patria.
Appelvinken
Elk jaar ga ik in januari
naar het kerkhof. Elke januari
zitten daar appelvinken
in de hoge bomen:
forse beesten met
dikke koppen, dikke snavels
om pitten mee te kraken,
en o zo tere kleuren.
De appelvinken zoeken
op het kerkhof
de hoge bomen en hun vrucht.
Ik vind daar,
elke januari,
de appelvinken en de rust.
Code oranje
Doe 'ns lekker gek op z'n tijd
Horatius
Al is de lente – vroeger dan ooit –
begonnen, buiten woedt een herfststorm,
hagelstenen kletteren tegen de ruiten.
We eten rund uit Ierland, goed gegaard
in Italiaanse wijn. Hoe heerlijk kan het zijn
om uit de band te springen,
om af en toe jezelf dingen te gunnen
die echt niet meer kunnen.
Hortensia's in oktober:
Ze bloeien allang niet meer,
maar staan (ooit paars) diep donkerrood
na te gloeien in het groen,
klaar om slagregens en 't loeien
van novemberstormen te weerstaan.
We gaan ze morgen snoeien.
(Voor Jilles)
Boswandeling na regendagen:
de zon doorschijnt een plasje –
de kleinste grasjes op de bodem
lichten op. 't Groen van de varens
vlamt. Vlinderpracht scharrelt rond
op blauwpaarse bloemenweelde.
Over de vochtige grond kruipt,
koffiemelkwit, een wijngaardslak.
Ik kniel op de moderne wijze:
camera in hand.
Ik aanbid niet, ik vereer niet, nee,
ik vier.
Vrijheid
Niets mooiers dan een wandeling
door de polder. Voor je opent zich
het landschap, je hebt uitzicht,
er is een einder en daarachter
nog een einder er is een hemel
en daarboven weer een hemel.
Hoog boven je cirkelt een ooievaar.
Kieviten buitelen luidruchtig baltsend
door de lucht. Grutto's dansen
op het ritme van hun naam.
Spotvogel steelt andermans lied.
Verscholen in het dode riet
een waterral.
Elk een snipper van het al.
Ik voel me vrij:
ik ben niets meer dan zij.
Ontmoeting
Oude, vergeten wereldkampioen
wachtend op de laatste trein,
sjofele jas, klein gehavend koffertje in de hand,
ziet verbaasd hoe
grijze, iets jongere heer recht
op hem afstapt over het perron
en pal voor hem de pas inhoudt:
Are you a chess player?
Are you then perhaps Boris Spasski?
Paniek, een fractie van een seconde
(oude gewoonte).
Hand pakt zijn hand, schudt, laat los.
Arm slap langs de zij, kijkt hij
verbijsterd naar de heer
die zonder een woord
zich uit de voeten maakt.
Herdenken
Ik moest laatst denken (ik weet niet meer
waarom) aan een tekening die ik maakte
van mijn ouders lezend in de voorkamer.
Ik wist dat de tekening in een doos
op zolder lag, ik wist zelfs welke –
maar al spitte ik die doos twee keer volledig door,
ik kon hem tot mijn ergernis niet vinden.
De derde keer heb ik hem toch gevonden,
verborgen onder de omslag van een boek.
Ze zijn tussen de planten haast verdronken.
(1) De stoel
Ooit zat hij in deze stoel.
Boek op zijn schoot; beneden
weet hij vrouw en kind.
Nu zit ik in het versleten leer.
Ik heb in de loop der jaren
de ruimte naar mijn hand gezet
zonder enig plan of doel.
Wat papieren weg, een boek van mij
voor een boek van hem, een andere tafel,
een pc en aan de wand
de tekeningen voor vaderdag
die hij nooit kreeg. Maar de stoel bleef,
die, naast vrouw en kind,
ons bindt.
(2) Het huis
Ooit woonde hij hier in dit huis:
de vader van mijn zoon.
Hier werkte, at, beminde, sliep hij; liep hij
door de tuin, het kind op zijn nek,
zat hij te lezen, het kind op schoot.
Nu is dit huis mijn woon. Ik werk er, eet er,
slaap er, min er dezelfde vrouw als hij.
Het kind is groot, het woont al niet meer thuis.
Voorganger, wees gerust,
het gaat hem, het gaat ons goed.
Goddank gaat het leven altijd door,
dit huis heeft jou overleefd, straks
overleeft het mij. Dan staan wij,
horizontaal, weer op gelijke voet.
Zwarte roodstaart
Drie jonge zwarte roodstaartjes
foeragerend rond de tent:
wat heb je meer aan vogels nodig?
Daar hipt er eentje voor m'n voeten langs
terwijl ik zit te lezen. Even
staat hij naar de grond te turen,
't kopje scheef; 't staartje, oranjerood
gerand, trilt constant.
Een snel pik-pik in 't strooisel
en hij fladdert naar de buren.
Soms blijft er een stokstijf staan
en kijkt mij aan – onbevreesd
oog in oog met een reusachtig,
maar ongevaarlijk beest.
Ziekenhuis
Hij ligt languit op zijn rug op bed
de ogen dicht – boom van een kerel,
nu weer even kind.
Hij vindt het fijn dat ik er ben
(hij noemt dat 'chill'). Ik zit hier best,
't is hier zo stil.
Ik heb een vrije dag vandaag.
Soms keert hij zijn gezicht naar mij
en glimlacht vaag. Hij is oké,
straks nemen we hem mee.
Verpleegsters glippen vrolijk
in en uit. Alles is under control,
ik heb geen rol, zit krant te lezen,
een paar uur lang vader te wezen,
nu het nog kan.
Nachtelijk avontuur
Op 't midden van ons levenspad gekomen,
Kwam ik bij zinnen in een donker woud,
Want ik had niet de rechte weg genomen.
Dante Alighieri, De goddelijke komedie
We gingen 's avonds naar de Leusderheide
om te luisteren naar de nachtzwaluwen.
We hoorden ze ratelen, ver weg in de bomen.
Houtsnippen baltsten boven onze hoofden.
Op de weg terug (het was al duister)
konden we het pad door 't bos niet vinden.
We slalomden tussen stammen door,
worstelden ons door dichte struiken.
Je gaat te veel naar links, zei ze. We lopen
in een cirkeltje. Maar ik liep door.
En zo stonden we al snel weer op de heide.
De tweede keer hebben we de weg gevonden.
De wereld is een labyrinth, maar zij houdt me
op het rechte pad. Mits ik me laat leiden.
© Copyright 2016 Hans Peterse.